Herfst 2008 stond het Britse pond laag…
De herfstvakantie is net lang genoeg voor een fietstocht heen en weer naar Londen. De routes naar de Engelse hoofdstad zijn comfortabel maar de dagen kort. Ik moet flink doortrappen om na een week op tijd weer thuis te zijn.
De eerste kilometers kan ik dromen: Artis, Omval, Ouderkerk… Gaandeweg bereik ik minder bekend terrein, het Groene Hart, de olieopslag bij Rotterdam, Zeeuwse deltawerken, boulevards in België, Noord-Frankrijk…
Nog niet eerder had ik de overtocht Duinkerken – Dover gemaakt. Hij is klassiek en ik vond dat ik hem een keer gedaan moest hebben. De ferry vaart er twee uur over. In de harde wind deint hij op de golven. Het regent en ik zie de beroemde witte rotsen van Dover pas wanneer we er zo ongeveer tegenaan varen.
De ferry vervoert in dit jaargetij weinig fietsers. De enige die ik zag had achter zijn fiets een fietskar gehangen en stond keurig opgesteld tussen de wachtende auto’s. Zijn kar was beladen met dozen, een stoel, een kruk, een lamp en boeken. Hij kwam uit Lille en was bezig naar Londen te verhuizen, waar hij zijn geluk ging beproeven. Aan land moet ik opboksen tegen een storm en haal niet meer dan vijf kilometer per uur. Iets buiten Dover zet ik mijn tent op de krijtrotsen in de beschutting van struiken.
’s Ochtends als de wind is gaan liggen waag ik me naar de rand van de afgrond. Beneden rollen de golven tegen de krijtrotsen. In de verte ligt Frankrijk nog in nevelen gehuld. Dat had ik me altijd afgevraagd, of je de overkant van Het Kanaal kan zien.
Ik volg deze dagen de genummerde routes van het National Cycle Netwerk. Met de bijbehorende gids en kaarten zou dat eenvoudig moeten zijn. Maar het wordt een hele zoektocht. Sommige bordjes staan verstopt achter bosschages voor nauwelijks zichtbare zijwegen. Bij vliegveld Gatwick onder de rook van Londen is me überhaupt niet duidelijk waar ik fietsen mag. Overal zijn vierbaanswegen, viaducten en tunnels. In de berm liggen kapot gereden straatmeubilair en gebroken glas. Een bus kan me nog net ontwijken. De chauffeur was door rood gereden en bij mij ontbreken de reflexen die bij linksrijden horen.
In de avondschemering sta ik in Greenwich langs de oever van de Thames. Met de fiets aan de hand ga ik door de Greenwich Foot Tunnel (gebouwd tussen 1899 en 1902) een eeuw terug in de tijd.
Aan de overkant verheft zich een hypermodern zakendistrict (Canary Wharf). Ik rijd over het Isle of Dogs langs de hoogbouw van Canary Wharf. Veel staat te huur en te koop. Het begint al donker te worden. Er waait een gure wind in het financiële zakendistrict. Waar zijn de mantelpakjes en krijtstrepen die ik verwacht had te zullen zien? Verder zie ik vooral wegomleidingen en zandhopen. Is deze naargeestigheid het gevolg van de crisis, een nakende recessie? Voordeel is wel dat ik veel ponden krijg uit de geldautomaat. Na een uur ben ik terug bij de voetgangerstunnel. Een mevrouw met een huilend kind ziet mijn wanhoop. Ze zegt dat de buurt al meer dan een jaar zucht onder een onduidelijke omleiding.
In de wijk Hackney ervaar ik toeterende en boos gebarende automobilisten. Over het algemeen zijn de Engelsen vriendelijk, maar hier niet. Hackney schijnt ook een buurt te zijn waar het ’s nachts in je tentje slecht toeven is. Ik houd daarom de aanbevolen fietsroute voor bekeken en laat mij zo snel mogelijk meevoeren over de A 10 in een enorme verkeersstroom naar de noordrand van Londen.
Pas ter hoogte van Lee Valley Parc wordt het stiller. Het is diep in de nacht wanneer ik naast het fietspad mijn tentje neerzet om een paar uur te slapen.