In juni 2014 ben ik heen en weer gefietst naar Liechtenstein, bij elkaar drieduizend kilometer. Liechtenstein? Omdat dit kleine vorstendom indruk had gemaakt op mij tijdens een wintervakantie in 1968.
Heen heb ik de route “Onbegrensd fietsen van Amsterdam naar Rome” gevolgd via de Elzas, terug de Rhein-Radweg door Duitsland aan de hand van een set Leporello Radwanderkarten. Meestal sliep ik buiten in een tentje of een slaapzak. Een paar keer heb ik mijn toevlucht gezocht in een hotel. Ik had keukenspullen bij me maar aantrekkelijke restaurants liet ik natuurlijk niet links liggen.
Zaterdag 31 mei 2014
Neder Hemert Noord – Nederweert
In de dorpen in Brabant vind je nog veel restaurants. Na een lekker stuk fietsen over de hei zit ik ergens aan tafel in Someren. Aan een ander tafeltje zitten een man, helemaal getatoeëerd, een vrouw en een kind. Ze lijken te zijn weggelopen uit Jiskefet. Brabant zal een inspiratiebron zijn voor menig programma.
Ik fiets gelijkmatig maar niet snel en zal Maastricht vandaag niet halen. Ik slaap buiten in een bos. Er klinkt in de verte muziek van onder andere de Rolling Stones. In mijn slaapzak kriebelt het, ik blijk te liggen op een mierennest.
Maandag 2 juni 2014
Plombières – Born
Vannacht heb ik geslapen hoog in oplopend weiland. ’s Morgens zat ik onder de teken. Gelukkig had ik de tekentang bij me. Maar ik vraag me af of ik ze goed verwijderd heb, ook omdat ik niet mezelf op alle plaatsen kan bekijken. Ik heb er al drie gevonden en bij gelegenheid zal ik een spiegel kopen, en ook een kam want mijn haar zit in de war.
Vanaf Raeren volg ik de Vennbahnroute. Daar zijn geen auto’s. Af en toe passeer ik restanten van het spoor: overwegpalen, seinen, rails. Het asfalt is zo glad dat ik meen een slag in mijn voorwiel te voelen. Voor de avond stop ik bij een camping. Die blijkt in Nederlandse handen te zijn. Ik eet er nasi met een spiegelei. Ik kan me wassen en scheren. Slapen in een tent op vlak gras voelt weldadig na een paar dagen wild kamperen.
Dinsdag 3 juni
Born – Stolzembourg
De bakker in St Vith werd overspoeld door scholieren, dus ben ik doorgereden. St Vith was een autohel. Op een plaatselijke plattegrond zag ik dat de straat waarop ik fietste de fietsroute zou kruisen. Ik heb behoorlijk moeten zoeken want de kruising bleek ongelijkvloers te zijn en de fietsroute lag in een oude spoortunnel. Later onderweg heb ik een leeuwerik gehoord, helaas overstemd door een kettingzaag. De auto is een talrijke vijand, de kettingzaag een lawaaiige.
Woensdag 4 juni
Stolzembourg – Stadtbredius
Bij vertrek begon het te regenen dus heb ik alles ingepakt: slaapzak in plastic, de spullen in de lekke stuurtas in een extra plastic zakje. Het heeft zo’n beetje de hele dag geregend. Toch een mooie tocht gemaakt, door Mullerthal (Luxemburgs “Zwitserland”), hoewel met veel autoverkeer. Ik was van de route geraakt, daardoor kwam ik langs de zendmasten van RTL, wat nog wel interessant was; maar ook kwam ik in Junglinster, een vreselijk oord waar een lange file van auto’s doorheen reed. In Stadtbredimus begon het te onweren. Ik ben een hotel ingegaan. De bediende, keurig wit kelnerpak, wilde mijn fiets later binnen zetten zodra het droog zou zijn maar dat vond ik niet zo’n goed idee. Dus heeft hij mij, met een paraplu boven zijn hoofd, de weg naar de garage gewezen. Vanuit het raam een foto gemaakt van de Moezel. Het hotel serveerde Gordon Bleu: taai vlees met kaas erin.
Donderdag 5 juni
Stadtbredimus – Metz
Ik ben over de fietsroute Moezel Thionville Metz gereden. Heel makkelijk en ook best interessant. Kerncentrale, kolenoverslag. In Thionville koffie gedronken in een modieus tentje op de boulevard langs de Moezel. De vrouw die bediende kwam mij nogal chagrijnig voor. Ruzie met de baas? Die leek ook haar vriend. Maar ze ontdooide toen ik haar erop attendeerde dat ze met het wisselgeld ook mijn geld had teruggegeven. Ik had mezelf beloofd dat als ik in Thionville een fietsenmaker zou passeren, ik er naartoe zou gaan. Er stonden er drie in de gids van Benjaminse maar ik wilde er niet voor omrijden. Cycles Pierron staat in de gids én ik kwam er pal langs.
De fietsenmaker constateerde een kleine slag in het voorwiel maar te klein dat ik hem had kunnen voelen. Niettemin heeft hij hem eruit gehaald. De bobbel zou in de band zitten. De benodigde maat hebben ze natuurlijk niet. Nou ja, zo gaat het ook en als het echt fout gaat, heb ik altijd nog een, weliswaar gebruikte, reserveband bij me.
Het is warm en droog. Tussen Thionville en Metz snuit ik mijn neus op de mijn eigen wijze. Meestal zijn het klodders, maar nu komt er een balletje uit de neus dat even mee stuitert. Dat heb ik in 45 jaar neussnuiten vanaf de fiets niet eerder meegemaakt.
Metz heeft een kathedraal en winkelstraten met originele winkels. Prachtig, maar ik had moeite om Metz uit te komen. Het werd laat en daarom heb ik vlakbij Metz geslapen in het open veld. ’s Nachts maakten beesten geluid. Er holde iets hard weg dat op een afstandje geluid bleef maken, een wild zwijn misschien.
Zondag 8 juni (eerste pinksterdag)
Allenwiller – Ribeauvillé
Warme dag, dutje gedaan onder een kersenboom in een wijngaard nabij Ottrott. Op de fietsroute veel recreatief verkeer: Frankrijk viert Pinksteren.
Bij Itterswiller passeer ik een uitzichtpunt dat de moeite waard is. Er staat op het kompas een leuk plaatje van Amsterdam, aangemerkt als havenstad.
De camping In Ribeauvillé was ‘full, complet’. Ik heb domweg mijn tentje maar ergens op het terrein neergezet. De mensen rondom kletsten tot diep in de nacht maar ik heb goed geslapen.
Maandag 9 juni (Tweede Pinksterdag)
Ribeauvilé – Munchhouse
Elke schaduw grijp ik aan om te rusten. Bij een kruisbeeld in één van de dorpjes ter hoogte van Colmar, vond ik een lommerrijk plekje bij een fontein. Een kraai probeerde uit de waterbak te drinken vanaf de rand. Andere kraaien keken of het lukte. Opeens was er enorm kraaientumult: een kraai was aangereden. Zenuwachtig heen en weer gevlieg en gekras. Na een tijdje hipte een van de kraaien naar het slachtoffer, riep wat, en ging op een paal langs de weg zitten. Toen hieven alle kraaien een somber gekras aan. Het ging door merg en been en zou in een requiem niet misstaan. Het duurde een kleine minuut. Daarna werd alles weer min of meer normaal.
Dinsdag 10 juni
Munchhouse – Augst
Bij de Zwitserse grensovergang in Basel veroorzaakten wegwerkzaamheden een hels lawaai. Bij UBS heb ik geld gehaald. krankzinnig grote biljetten die ik bij de balie gelukkig meteen weer klein kon maken. Daarna bij de Coöp yoghurt en cola gekocht. Een en ander heb ik opgegeten in een park. Later zag ik dat ik aan de Rijn eigenlijk veel leuker gezeten zou hebben. Bazel viel me niet tegen. In de winkelstraten zat een cellist Ave Maria te spelen, kinderen speelden in de fonteinen en legden zichzelf te drogen midden op straat.
In Augst vond ik een fraaie camping aan de Rijn. De mensen zwemmen in de rivier. Ik heb geen zwembroek en beperk me tot pootje baden. Naar zeggen van een aardige buurvrouw op de camping is het Bodenmeer haalbaar, en als Liechtenstein te ver is, kan ik toch gewoon de trein nemen? Maar dat wilde ik niet, en daar moest zij dan weer om lachen: “Alle mannen zijn hetzelfde.”
Donderdag 12 juni
Kaiserstuhl – Leutswil
Bij Teufen maakt de Rijn een bocht en daar waren kinderen (scholieren) aan het kanoën. Hoge rotswanden verrijzen er aan alle kanten; de Rijn, die bij Tolkamer zo breed ons land binnenstroomt. Ik ga een steile berg op (100 meter op 4 km, geloof ik op een bordje gelezen te hebben.) Het ging me relatief niet moeilijk af. In de eerste versnelling en dan rustig trappen en de tijd nemen. Ik reed verkeerd, per ongeluk via Volken, Dorf, maar dat is niet onaangenaam. Rustig ergens buiten naar de wc geweest, en me daarna gewassen in een waterbak met fonteintje midden in het bos.
In Zwitserland hangen overal bordjes met aanwijzingen. Bij een spiegel bij uitritten bijvoorbeeld staat: bitte beobachten sie den Spiegel of zoiets. Er staan nog net geen bordjes die je opmerkzaam maken op waarschuwingsbordjes.
Ik heb een camping in Leutswil bereikt. Het begon te onweren en ik schuil er met mijn fiets in de badruimte. Twee (Nederlanders) vluchtten hun tent in. Zodra de regen stopte heb ik snel mijn tentje opgezet. Het bleef weerlichten en rommelen, ‘s nachts volgde meer onweer.
Vrijdag 13 juni
Leutswil – Triesen
Liechtenstein! Via Oostenrijk, een extra land op m’n CV, ben ik Liechtenstein in gefietst.
In Mauren was een feest aan de gang waar schijnbaar de ganse jeugd van Liechtenstein in klederdracht naar op weg was. Nog ver voorbij het plaatsje zag ik ze zitten in bussen en wachten bij haltes. Lederhosen, paarse hemden, en de dames wit met paarse jurken. In Eschen kwam over de bergen opeens regen opzetten. Het werd al donker. Gefietst over een mooi fietspad langs de Rijn, waarop paaltjes stonden die waren gemarkeerd door een vijftig meter lange stippellijn.
Het paleis van de vorst stond er mooi verlicht bij, te zien vanuit heel het land. Ik ben blij als ik de camping bereikt heb. Ik kies een plaatsje op een grasveld, naast een caravan met een Mercedes. De eigenaar daarvan tref ik in de douches. Hij poetste zijn tanden zeer onsmakelijk en snoot zijn neus in de wasbak. Toen ik de tent in kroop, regende het weer. Om de camping heen staan dreigend donkere bergen, totaal ander landschap dan dat van vanmorgen.
15 juni
Triesen – Wildhaus -Triesen
Ik fiets heen en weer naar Wildhaus, waar mijn familie in 1968 wintervakantie heeft gehouden. Hier is mijn oerbeeld ontstaan van Zwitserland, het landschap van bij de elektrische trein: verspreid staande houten huizen met puntdaken, naaldbossen en rotsen. Soms klinken er koeienbellen.
In Wildhaus heb ik nog behoorlijk moeten zoeken voordat ik het hotel van destijds gevonden had. Mijn enige houvast was het Zwinglihuisje. Maar opeens zag ik hotel Alpenblick, en toen herinnerde ik het me weer van de ansichtkaarten.
Alpenblick was er de afgelopen vijfenveertig jaar niet bepaald op vooruit gegaan. Het was een disco geworden, leek het wel. Of misschien is het zo’n oord waar after ski party’s gehouden worden, waarover je vaak hoort maar waarbij ik me nooit erg veel kan voorstellen.
Het Zwinglihuisje was onveranderd. Ik heb een foto gemaakt met de zelfontspanner. Er liepen mensen, waarschijnlijk een rondleiding, maar ik had geen zin om hen aan te spreken.
Beneden in het dorp is een lelijke sporthal gebouwd met een midgetgolfbaan. De wandelroute naar Unterwasser en Alt Sint Johan ziet er net als in 1968 nog aantrekkelijk uit.
Maandag 16 juni
Triesen – Friedrichshafen
Met de Liechtensteinse bergen achter me fiets ik door het landje weer noordwaarts. Voordat het wist, had ik het land al weer verlaten en was ik in Oostenrijk. Ik stopte bij een picknickplaats en at mijn vruchtenyoghurt. Een drietal mensen, het is mij niet duidelijk of ze bij elkaar hoorden, toonde zich geïnteresseerd in mijn fietstocht naar Amsterdam. Een mevrouw vroeg of ze mag meerijden maar deed het toch maar niet. Verderop rijdt een andere mevrouw wél een stukje mee, tot Lustenau. Ze krijgt een beetje de slappe lach als ze hoort dat ik heen en weer naar Amsterdam fiets.
Woensdag 18 juni
Stein – Reinheim
In Schaffhausen haal ik een leraar in die met tientallen kinderen kennelijk op weg is naar de beroemde waterval. “Viele Kinder,” zeg ik. Hij antwoordt met een Zwitsers accent: “Niet allemaal van mij hoor.” Bij Schaffhausen Rheinfall mag je nergens met je fiets komen. Zonder te betalen krijg je überhaupt vrijwel niets te zien. Ik heb snel een foto gemaakt en ben doorgereden, vlug weg van deze commerciële waterval.
Op de camping in Rheinheim stond een Australiër. Ik had hem gisteren onderweg al zien ploeteren. Toen was hem net de weg gewezen door een lokale fietser die kennelijk een eindje was meegereden. Hij bedankte hem omslachtig. Hij moet naar Koblenz (Duitsland) en heeft geen kaart. Hij fietst op een racefiets en draagt alle bagage op zijn rug.
Donderdag 19 juni
Rheinheim – Steinstadt
De Australiër was al héél vroeg vertrokken maar ik had hem snel ingehaald. Hij had een lekke band en stond onder een brug, z’n rugzak helemaal uitgepakt. In de gauwigheid zag ik twee banden in doosjes. Hij leek niet op m’n aandacht te zitten wachten en ik ben dus maar doorgefietst.
Vrijdag 20 juni
Steinstadt – Kehl
Ik ben vanmiddag de Franse grens gepasseerd en rijd verder langs de andere Rijnoever. Met een (gratis) autopont kwam ik weer terug op de Duitse oever. Bij Meissenheim volgt de route volgens de kaart de oever, maar aan de palen hangt, waarschijnlijk sinds kort: “Durchfahrt verboten’. De hele boel wordt hier afgegraven door een of ander invloedrijk bedrijf. Ik moest helemaal om Meissenheim heen rijden. Fietsend door prachtig avondlicht bereik ik een camping bij Kehl aan de Rijn. Aan de overkant viert Frankrijk (Straatsburg) een Franse WK overwinning met getoeter en vuurwerk. Ze hebben met 5-1 gewonnen van Zwitserland.
Zaterdag 21 juni
Kehl- Bois de Munchhousen
Via de Brücke der zwei Ufer ben ik naar Straatsburg gefietst. Daar tref ik iemand met precies dezelfde bepakking als ik. Hij was uit Marseille gekomen. Toen ik op een redelijk chic terras zat te lunchen – ik had me voorgenomen om in Straatsburg goed te eten – plaatste hij zijn fiets naast de mijne en vroeg of ik er op wilde letten. Hij moest naar de wc. Hij kwam bij me aan tafel zitten en bestelde een cola. Hij was een Duitse Chileen, die om zich aan zijn kinderen (in Chili) te bewijzen, van Marseille naar Aken fietste. Maar vandaag zat hij er doorheen. Hij was twee weken bezig. Avignon was schitterend geweest, maar de weg vanuit Marseille was vreselijk en met slechte fietsvoorzieningen.
Maandag 23 juni
Oggersheim – Appenheim
Het verstedelijkt gebied is niet mooi en wildkamperen is lastig. Daarbij behoren veel campings in Duitsland aan verenigingen, waarvan je lid moet zijn. De camping in Appenheim had een apart veldje, waar ik zou moeten beschikken over een koude, publieke douche. Maar die ontbrak. “Afgesloopt door een stel Polen,” zei een Duitse man van de private camping. Nu was er alleen nog een kraan.
Dinsdag 24 juni
Oppenheim – Bingen
Bij Bingen begint de Loreley, een mooi stukje Rijn met aan weerszijden heuvels en veel kastelen. Ik ben gestopt bij een camping aan het water aan de westoever, met zicht op de spoorlijn langs de oostzijde. Regelmatig passeren treinen elkaar precies ter hoogte van de camping. Lange treinen, met auto’s, staal en wat al niet meer.
Woensdag 25 juni
Bingen – Remagen
Bij de Loreley was het een toeristenboel van jewelste. De Rijn is mooi, maar als fietser zit je opgesloten tussen de rivier, een autoweg en een spoorlijn. In Koblenz eet ik in de stad, een middagmenu met noedels en een bakje sla. Bier erbij, koffie; en ik kan weer even voort. Binnen blijkt het een enorm Italiaans etablissement te zijn. Het is strak vormgegeven, maar de wc steekt er schril bij af.
Volgens de Fahrradgids moet er in de Florentinuskerk een kogel te zien zijn, ingemetseld in het gewelf ter herinnering aan de vernietiging van Koblenz. Bij de ingang zit een opzichter. Hij was naar buiten gevlucht omdat er een organist hard aan het oefenen was. De koster wist niets van een kogel, en een man die kwam om de organist te halen wist het evenmin. De opzichter liep mee de kerk in , maar moest het antwoord schuldig blijven. De kogel zou boven het doopfont moeten zitten, maar ook dat was niet te vinden.
Donderdag 26 juni
Remagen – Duisburg
Tegen het eind van WO II hadden de Amerikanen bij Remagen een brug onbeschadigd in handen gekregen. Uiteindelijk is hij ingestort en heeft hij meer dan twintig Amerikaanse soldaten bedolven. Ik moest er vreselijk piesen. Even verderop heb ik ontbeten op een bankje in de zon.
In Düsseldorf waren talloze bomen omgewaaid. Ik vroeg een fietser wat er gebeurd was. Pinkstermaandag, hij had nog nooit zoiets gezien: waar normaal licht was. zag je toen een zwarte muur. Enorm onweer, harde wind; alleen Düsseldorf en de omgeving waren getroffen, verder niet. Toen ik Düsseldorf binnen fietste was het lekker rustig. Vanuit huizen en kantines klonk een WK wedstrijd: Duitsland voetbalde. Toen ik bij de Rijnpromenade was, hadden ze kennelijk gewonnen want het werd opeens druk, met veel muziek en auto’s die rondreden met vlaggen uit het raam gestoken.
Langs de Rijn ten noorden van Düsseldorf passeer ik grazige weiden waar ik graag m’n tent zou opzetten, maar er zijn nog veel te veel mensen. Half Düsseldorf zat op de fiets, was aan het joggen of wandelen. Er staan prachtige villa’s met uitzicht over de rivier.
Maar er wonen vervelende mensen, die overal bordjes hebben laten plaatsen dat fietsers niet welkom zijn. De straten verzieken ze met hun stinkende auto’s, en vervolgens eisen ze de paden op om te wandelen met hun hond. Fietsers wordt overal gevraagd rekening te houden met voetgangers, maar mogen we ook wat verlangen van de voetgangers? Bijvoorbeeld dat ze hun auto niet parkeren op het fietspad, dat ze niet met vieren naast elkaar lopen, en dat ze laten merken mijn fietsbel te hebben gehoord. Tegen het vallen van de nacht heb ik mijn matras in het open veld gelegd, onzichtbaar tussen opgroeiend gewas, onder de rook van Duisburg.
vrijdag 27 juni
Duisburg – Emmerich, 120 km
In Duisburg kon ik meteen de weg niet vinden. Grote drukte in de ochtendspits. Heb een eindje over een dijk gefietst van wat ik dacht de Ruhr maar wat bij nader inzien de Rijn bleek te zijn. In een parkje heb ik koffie gezet en brood gegeten. Een zwarte meneer kwam drie keer langs hollen van links, de vierde keer kwam hij van rechts. Aardige dames wezen mij de weg. Ze hadden nog geen Urlaub en waren jaloers als ze bepakte fietsen zagen. Ze fietsten zelf tijdens vakanties ook altijd. Als ze groene weiden zien, met op de achtergrond hoogovens, wisten ze: weer thuis!
Zaterdag 28 juni
Emmerich – Amsterdam
Als gevolg van slechte bewegwijzering nabij de camper camping waar ik heb overnacht (pijltje haaks i.p.v. schuin) kom ik terug in Emmerich. De winkels zijn nog dicht, de markt wordt opgebouwd. Nu ik er toch ben, kan ik wel mooi een foto nemen van de Emmerichse variant van de Oosterkerk.
Via knooppunten rijd ik door Schaarsbergen naar Nijkerk, Almere. De omgeving van Nijkerk en Barneveld vind ik vervelend. Er hangt geen gezonde boerenlucht maar de stank van bio-industrie.
Ik heb gegeten in een Italiaans restaurant in Almere haven. Het water bij het Muiderslot, Pampus, IJburg. Amsterdam lag er mooi bij in de ondergaande zon. Het eerst wat binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen tegen mij gezegd werd was ‘lul’, omdat ik op de Nesciobrug geen zin had aan de kant te gaan voor een toeterende snorscooter. Weer thuis!